Waar zijn we beland?
Deze les werd ook in een lesvoorbereidingsformulier uitgewerkt voor de examenopdracht.
Doelgroep3de graad (5e/6e leerjaar)
BouwstenenRol ('wie'), plaats ('waar) en scèneverloop ('wat')
Lesdoelen
Leerplandoelen1.5. Kinderen kunnen de wezenlijke aspecten van dramatisch spel ervaren: rol en handeling, tijd en ruimte, motieven en gevoelens
2.5. Kinderen beleven plezier aan en genieten van zelf spelen en samenspelen met anderen. 2.6. Kinderen vinden plezier in een presentatie voor publiek. 5.2. Kinderen kunnen bij de voorbereiding en uitvoering van het spel hun fantasie en voorstellingsvermogen activeren. 7.4. Kinderen durven tijdens het spel met een eigen expressiestijl inspelen op ervaringen, gevoelens, ideeën en fantasieën van anderen. 10.8 Kinderen staan open voor suggesties van medespelers om het eigen dramatisch spel en het samenspel te verbeteren. |
LesverloopDe les is opgebouwd in 3 grote fasen.
FASE 1 - verkenning van de materialen en het personage (10')De LK heeft voor aanvang van de les reeds enkele voorwerpen uitgestald op een lange rij banken die samen één lange tafel vormen. Per bank ligt één object, waardoor er telkens twee objecten tegenover elkaar liggen.
De LK brengt de LLN in de juiste sfeer door samen met hen aandachtig de voorwerpen op de tafel te bekijken en schets ook het kader van de les. De leerlingen moeten komen tot het opvoeren van een 'vreemde situatie', net zoals de bevreemdende situaties die Dali in zijn schilderijen opvoert. De LLN kiezen een voorwerp van de tafels en krijgen even de tijd om een personage te bedenken bij dit voorwerp (de voorwerpen vergemakkelijken de inleving, vanaf nu vervullen ze hun rol als attribuut). De LK staat model, ze geeft een voorbeeld van een mogelijk personage bij een voorwerp. Daarna laat ze de LLN de voor hen reeds herkenbare elementen van de bouwsteen ‘wie’ (rol) opnoemen: aangepast stemgebruik, mimiek, link met het attribuut,... De LK geeft de LLN wat tijd om reeds zoveel mogelijk kenmerken van hun personage (karakter, stemming, motoriek, mimiek...) te verkennen. Gestimuleerd door hun attribuut proberen de LLN in hun hoofd te transformeren in hun rol. Daarna maken de personages kennis met elkaar. Ondertussen wandelt de LK rond en observeert ze de LLN. Wanneer de LK verrijkende elementen opmerkt bij de duo’s zet ze de kennismakingsronde even stop en laat ze bepaalde duo’s hun scène even opvoeren. Afhankelijk van wat ze kon observeren stelt ze hen bijvragen zoals: Hoe oud ben je denk je? (inleving), Hoe voel je je? (mimiek), enz. FASE 2 - experimenteren, verdieping, kern (25')De LK laat de LLN in deze fase opnieuw kennismaken met elkaar, maar deze keer focust ze verder op de uitdieping van het personage. Ze laat de LLN door opdrachten eerst een antwoord zoeken op de vraag: Hoe kan je je rol fysiek maken (transformatie)?
De LLN wandelen een laatste keer rond in het lokaal en proberen zich aan 2 nieuwe personen voor te stellen, maar wanneer de LK ‘bevries’ zegt, bevriezen ze in een lichaamspose die kenmerkend is voor hun personage. De LK nodigt telkens de helft van de LLN uit om uit hun bevroren houding te komen en de andere ‘beelden’ te gaan bekijken. Dit kan hen helpen om zelf nog beter te transformeren in hun eigen personage. De LLN gaan hierna per twee staan en voeren dezelfde opdracht uit (zonder te bevriezen), maar dan wel in een door de LK opgelegde plaats: een museum. Ze hernemen hun eerste scène uit fase 1 waarin ze elkaar ontmoeten, maar dan in een min of meer vastgelegde ruimte (waar?). Er wordt niets afgesproken, de LLN beginnen gewoon te spelen, ze improviseren. De LK wandelt rond en observeert de verschillende groepjes. Daarna legt ze het spel opnieuw stil en organiseert ze een kort toonmoment van groepjes die allemaal ergens anders waren in het museum (ze richt de aandacht van de LLN op ruimtesuggestie). Aan de LLN die toeschouwers zijn, stelt ze bijvragen als: hoe gedragen deze personages zich in een museum? Waar waren deze twee personen ergens in het museum? (Er is meer dan één plaats in een museum, vb. toilet, kassa, tentoonstellingsruimte, ...) De LLN vormen hierna trio’s en wisselen elkaars attributen uit. Ze proberen, ondanks dit nieuwe attribuut, in hun oorspronkelijke rol te blijven (rolvastheid). De laatste oefening draait erom dat de LLN met z'n drieën een scène gaan spelen waarin duidelijk wordt dat ze, hoewel ze onbekenden zijn voor elkaar, toch allemaal één bepaald kunstwerk helemaal niet goed vinden (de leerkracht bepaalt 'wat' er gespeeld wordt, ze geeft een voorbeeld van een scèneverloop). De LLN proberen de scène uit, zonder af te spreken: één LLN begint te spelen, de anderen spelen hierop in. De LK nodigt opnieuw enkele groepjes uit voor een kort toonmoment. Van dit moment maakt ze een laatste keer gebruik om in te zoomen op bepaalde vaardigheden en technieken die de LLN kunnen toepassen in hun uiteindelijke eindopdracht: wat je speelt kan je duidelijk maken door op elkaar in te spelen, of door te fantaseren (spelinhoud verzinnen), hoe kan je duidelijk dat je in een museum bent? (ruimtesuggestie), hoe maak je voldoende duidelijk welk personage je speelt? (inleving, interactie) FASE 3 - eindopdracht en verwerking (15')De LLN gaan nu zélf met hun groepje van 3 een gekke situatie uitbeelden in een korte scène. Ze blijven in hun allereerste rol en houden het attribuut dat ze op dit moment vasthebben. Waar ze zijn en wat er gebeurt, mogen ze zelf kiezen (de LK geeft de LLN vrijheid - er zijn vast LLN die een andere leuke situatie kennen buiten deze in het museum). De LK maant de LLN wel aan om voldoende aandacht te geven aan de aspecten van het dramatisch spel die in de fasen hiervoor in de verf gezet werden:
De LLN improviseren niet meer, maar krijgen de kans om even samen na te denken over de interactie tussen hun personages, wat er zal gespeeld worden en waar het spel zich afspeelt. Daarna verzorgen de LLN een kijkmoment* en voeren ze hun absurde stukje op voor de andere LLN die feedback geven. (*)Eventueel kan er ook een toonmoment gegeven worden op een andere manier, BV. voor ouders om het werk rond het project af te sluiten, naast voorbeelden van beeldend, muzikaal en bewegend werk rond het project over Dali. Op die manier zou de klas/de school haar project beëindigen met publiek, na een hele tijd thematisch gewerkt te hebben. |